De avondlucht boven Brussel droeg een zilveren gloed toen het laatste fluitsignaal klonk. Ajax had zojuist Union Saint-Gilloise met 0–2 verslagen in een wedstrijd die voor de Amsterdammers cruciaal was om hun Europese ambities levend te houden. Terwijl de supporters hun liederen lieten weerklinken en de spelers elkaar omhelsden, stond één naam opnieuw centraal in het geroezemoes: Jorthy Mokio. De pas zeventienjarige verdediger, afkomstig uit Gent, schreef geschiedenis door niet alleen foutloos te verdedigen maar ook de openingstreffer te scoren. Het was een avond die hijzelf waarschijnlijk nooit meer zal vergeten en die bij velen de vraag opriep: wie is deze jongen die zo moeiteloos de druk van een Europese avond van zich af laat glijden?
Na de wedstrijd werd de mixzone overspoeld door camera’s, microfoons en verslaggevers. De deuren zwaaiden open en daar verscheen Mokio, met zijn Ajax-trainingsjack half open, een bescheiden glimlach om de lippen en nog een zweem van wedstrijdzweet op het voorhoofd. Hij oogde ontspannen, maar zijn ogen fonkelden van adrenaline. “Het voelt onwerkelijk,” begon hij terwijl hij een flesje water aannam. “Je droomt als jonge speler van dit soort avonden, maar je verwacht niet dat het zó snel komt.”
De vraag naar zijn doelpunt liet niet lang op zich wachten. Het was een moment dat de wedstrijd openbrak: een korte corner, een voorzet die perfect viel, en daar was Mokio die met een strakke kopbal de bal langs de doelman knikte. “Eerlijk gezegd dacht ik niet na,” zei hij, terwijl een glimlach zijn gezicht verbreedde. “Ik zag de bal komen en wist dat ik moest gaan. Het was puur instinct. Remko (Pasveer) riep nog dat ik moest duiken, en ik sprong gewoon. Toen ik de bal in het net zag gaan, voelde ik iets dat ik moeilijk kan beschrijven. Het is een mix van opluchting en euforie.”
Het gesprek verschoof al snel naar de druk die komt kijken bij zo’n optreden. Hoe gaat een zeventienjarige om met de verwachtingen van een club als Ajax, met het gewicht van de Europese avond en het geroezemoes rond zijn razendsnelle ontwikkeling? Mokio haalde zijn schouders op, maar niet uit onverschilligheid. “Ik probeer gewoon te luisteren naar de trainers en de oudere jongens in het team. Ze geven me rust. Daley Blind heeft me voor de wedstrijd nog gezegd: ‘Speel simpel, vertrouw op je eerste gevoel.’ Dat hielp. Je kunt niet alles controleren. Het enige wat je kunt doen is je taken uitvoeren.”
De jonge Belg vertelde dat zijn familie in het stadion zat: ouders, broer, enkele neven en nichten die speciaal uit Gent waren afgereisd. “Ik heb ze na het eindsignaal meteen gezocht,” zei hij met een twinkeling in zijn ogen. “Je ziet ze springen, schreeuwen, huilen zelfs. Dat maakt het allemaal nog specialer. Zij hebben alles opgeofferd om mij hier te krijgen. Van de jeugdtoernooien in Oost-Vlaanderen tot de overstap naar Amsterdam, ze stonden altijd achter me.”
Mokio’s woorden verrieden een zeldzame combinatie van volwassenheid en kinderlijke opwinding. Hij sprak over het tactische plan van trainer John van ’t Schip, hoe Ajax de ruimtes achter de Brusselse defensie wilde benutten, en hoe hijzelf moest schakelen tussen opbouwend spel en pure verdediging. “Het moeilijkste moment,” gaf hij toe, “was in de 35e minuut, toen hun spits ineens doorbrak. Ik moest beslissen: doordekken of wachten. Gelukkig koos ik goed en kon ik het gevaar wegnemen. Dat zijn de momenten die je bijblijven.”
Toen een Belgische journalist vroeg of hij zichzelf nu als vaste basisspeler ziet, schudde Mokio resoluut het hoofd. “Nee, zo denk ik niet. Ik wil elke dag beter worden. Vandaag was mooi, maar morgen begint het opnieuw. Bij Ajax krijg je niets cadeau. Je moet elke training bewijzen dat je hier hoort.” Hij glimlachte even en voegde eraan toe: “Maar natuurlijk smaakt dit naar meer.”
De reporters probeerden hem te verleiden tot uitspraken over interesse van andere clubs – geruchten over scouts van Premier League-teams en Serie A-giganten deden al weken de ronde. Mokio bleef kalm. “Dat laat ik aan mijn zaakwaarnemer en Ajax over,” zei hij. “Ik ben hier gelukkig en wil me ontwikkelen. De rest komt vanzelf.”
Wat vooral opviel was zijn zelfkritiek. Ondanks het doelpunt en de solide wedstrijd wees hij meteen op verbeterpunten. “Mijn eerste aannames kunnen scherper, mijn positionering bij lange ballen kan beter. Ik leer elke dag. Ik kijk veel naar spelers als Matthijs de Ligt en Raphaël Varane. Niet om ze te kopiëren, maar om te begrijpen hoe zij ruimtes lezen. Dat is de volgende stap.”
Op de vraag hoe hij de sfeer in de kleedkamer ervaart, vertelde Mokio dat de steun van ervaren krachten essentieel is. “Steven Bergwijn gaf me voor de aftrap een tik op de schouder en zei: ‘Geniet ervan, maak plezier.’ Dat helpt. Soms vergeet je bijna dat het een spel is. Maar uiteindelijk is dat waarom we allemaal begonnen: omdat we van voetbal houden.”
De persconferentie duurde bijna twintig minuten, maar het leek een oogwenk. Terwijl de zaal langzaam leegliep, bleef Mokio geduldig alle vragen beantwoorden. Een laatste Nederlandse journalist vroeg hem wat dit moment voor hem persoonlijk betekende. Hij dacht even na, keek naar de vloer en zei toen zacht maar vastberaden: “Het betekent dat dromen echt kunnen uitkomen, zolang je blijft werken. Maar het betekent ook dat ik nu harder moet werken dan ooit. Dit is geen eindpunt, het is een begin.”
Toen hij uiteindelijk richting de spelerstunnel liep, volgden enkele jonge fans hem met hun telefoons in de lucht. Mokio zwaaide kort, stopte om een shirt te signeren, en verdween daarna achter de deur naar de kleedkamer, waar zijn ploeggenoten hem luidkeels begroetten. Het applaus dat uit de Ajax-sectie in het stadion nog steeds opklonk, leek een echo van de toekomst: een toekomst waarin de naam Jorthy Mokio steeds luider zal weerklinken.