Overwinning Zonder Glans: Ajax’ zege op Telstar weet critici niet te overtuigen
In het uitgestrekte theater van het Nederlandse voetbal zijn overwinningen voor Ajax tegen ploegen als Telstar traditioneel meer geweest dan alleen drie punten binnenhalen. Het ging om statements — om laten zien waarom Ajax niet zomaar een andere club in de Eredivisie is, maar een vaandeldrager van de Nederlandse voetbalidentiteit. Historisch gezien waren zulke wedstrijden een etalage van vaardigheid, souplesse en dominantie, bijna als open tentoonstellingen van de beroemde “Ajax-way”. Toch was bij de laatste ontmoeting tussen beide ploegen, een 2–0 zege in de Johan Cruijff ArenA, de nasmaak bij fans en analisten allerminst feestelijk.
Het scorebord sprak van winst, maar het verhaal op het veld was er een van ingetogen ambitie, onderdrukte creativiteit en een merkwaardige terughoudendheid om de aanvallende bravoure te tonen waar supporters doorgaans op rekenen. Het scherpste oordeel kwam van de media, waarbij meerdere kranten concludeerden dat Ajax onder de huidige trainer John Heitinga “minder spannend, minder gedurfd en minder fantasierijk” speelt dan onder zijn voorganger Francesco Farioli. Die uitspraak is de afgelopen dagen zo vaak herhaald dat het dreigt uit te groeien tot het typerende label van Heitinga’s regeerperiode tot nu toe.
Om de kritiek volledig te begrijpen, moet men eerst terugdenken aan het Farioli-tijdperk — hoe kort ook. Farioli’s Ajax was verre van perfect, maar het ademde durf. Er lag nadruk op positiewisselingen, op vloeiende passingdriehoeken en op aanvallende overtal-situaties die zelfs de betere Eredivisie-defensies konden ontregelen. Onder zijn leiding eindigden wedstrijden soms in een gelijkspel of nederlaag, maar saai waren ze zelden. Supporters verlieten het stadion weleens gefrustreerd door een gemiste kans of een verdedigende blunder, maar zelden gapend. Het was voetbal bedoeld om te vermaken, zelfs als het resultaat niet meewerkte.
Daartegenover lijkt het model-Heitinga geworteld in voorzichtigheid. Tegen Telstar was Ajax methodisch tot op het voorspelbare af. Elke aanvalsfase leek tot in detail voorgekauwd, ontdaan van spontaniteit. De bal ging vaak breed, heen en weer, zoekend maar zelden doordringend, alsof Ajax tevreden was om te wachten tot het moment zich vanzelf zou aandienen. Telstar, zich maar al te bewust van de underdogstatus, incasseerde de druk gelaten en liet de centrale verdedigers van Ajax rustig rondspelen. De bezoekers leken te weten dat dit Ajax je niet meer overrompelt met plotselinge aanvallende chaos; in plaats daarvan slijten ze je langzaam af in de hoop dat je verdedigende organisatie uiteindelijk breekt.
Toen de doorbraak voor Ajax kwam, was het eerder een kwestie van onvermijdelijkheid dan van geniale ingeving — het gevolg van een Telstar-defensielinie die na minutenlang concentratieverlies toch bezweek. Het openingsdoelpunt, keurig binnengewerkt, werd met beleefd applaus begroet in plaats van met extatische gejuich. Zelfs de tweede treffer, die het duel definitief besliste, voelde meer als formaliteit dan als grootse climax. De wedstrijd kende heus positieve momenten — een paar fraaie combinaties, een slimme loopactie in de diepte — maar het waren flitsen, geen aanhoudende golven van dreiging waar het publiek op had gehoopt.
Wat critici het meest irriteert, is dat deze voorzichtige aanpak juist wordt toegepast in wedstrijden waar Ajax op alle fronten de overhand heeft. Tegen topploegen kan een dosis pragmatisme vergeven worden, maar tegen een team als Telstar — met veel minder middelen en kwaliteit — heerst de ongeschreven verwachting dat Ajax niet alleen wint, maar ook wint op een manier die hun voetbalmeesterschap bevestigt. Die verwachting, zo stellen de critici, is niet geworteld in arrogantie maar in Ajax’ eigen geschiedenis — van Johan Cruijffs totaalvoetbal tot de moderne dominantie van spelers als Frenkie de Jong, Hakim Ziyech en Matthijs de Ligt.
De Nederlandse pers was onverbiddelijk in de nabeschouwingen. “Ajax wint opnieuw zonder te overtuigen,” kopte een krant. Een ander medium was nog feller: “Dit is niet het Ajax dat ons beloofd is.” In een column in Voetbal International werd het spel vergeleken met “een pianist die toonladders oefent — technisch correct, maar volkomen emotieloos.” De boodschap was duidelijk: Ajax mag technisch nog altijd sterk zijn, maar het mist de emotionele en creatieve vonk die van een routinematige zege een spektakel maakt.
Sommige analisten nemen het op voor Heitinga. Zij wijzen erop dat het stabiliseren van de resultaten na een roerige periode nu eenmaal ten koste gaat van aanvallend vuurwerk. Ze benadrukken dat de defensieve cijfers verbeterd zijn, dat er minder risicovolle passes rond de eigen zestien worden gespeeld en dat de ploeg gestaag wedstrijden wint. Voorstanders van deze koers vinden dat resultaten voorlopig belangrijker zijn dan stijl.
Maar voor elke stem die Heitinga verdedigt, klinkt er één die volhoudt dat stijl geen luxe is bij Ajax — het is onderdeel van de clubidentiteit. Lelijk winnen mag elders volstaan, maar voor Ajax, dat zijn filosofie baseert op een combinatie van technische perfectie en onbevreesd aanvallen, is de manier van winnen bijna net zo belangrijk als de overwinning zelf. “Als Ajax zijn stijl verliest,” merkte een oud-speler op in een tv-panel, “dan verliest het een deel van wat Ajax maakt tot Ajax.”
Deze discussie is niet nieuw. Door de clubgeschiedenis heen heeft Ajax regelmatig geworsteld met de balans tussen resultaatgericht pragmatisme en het romantische ideaal van attractief voetbal. Soms slaat de balans door naar het eerste, vooral in periodes van trainerswissels of na teleurstellende seizoenen. Maar de druk om terug te keren naar de ‘Ajax-way’ blijft onverminderd groot, gevoed door supporters die zijn opgegroeid met een erfenis van aanvallende dominantie.
Tegen Telstar was de kloof tussen verwachting en werkelijkheid pijnlijk zichtbaar. Supporters op de tribune waren grote delen van de wedstrijd opvallend stil. Spreekkoren klonken slechts sporadisch en het applaus bij de goals miste de gebruikelijke bulderende energie van een thuiszege. Bij het laatste fluitsignaal leken veel fans eerder bezig met het verwerken van hun teleurstelling over het spel dan met het vieren van drie punten.
Voor Heitinga ligt er een gelaagde uitdaging. Hij moet niet alleen de zegereeks voortzetten om de positie in de Eredivisie te behouden, maar ook het hart van een achterban winnen die net zo veel waarde hecht aan vermaak als aan resultaat. Elke zakelijke overwinning zonder flair vergroot het beeld dat zijn Ajax qua stijl een stap terug is vergeleken met dat van Farioli, zelfs als de puntenteller anders suggereert.
Volgens bronnen rond de club is Heitinga zich bewust van de kritiek, maar blijft hij ervan overtuigd dat een solide defensieve basis de eerste stap is voordat hij meer aanvallend risico kan toelaten. Zijn hoop is dat, zodra de organisatie achterin onwrikbaar staat, de ploeg geleidelijk aanvallender kan spelen. Of het publiek genoeg geduld heeft voor zo’n geleidelijke evolutie, is echter de vraag.
Voorlopig zal Ajax’ overwinning op Telstar herinnerd worden, niet vanwege de doelpunten, maar vanwege de vragen die het oproept. Vragen over identiteit, filosofie en de delicate balans tussen pragmatisme en kunst. De zege houdt Ajax weliswaar op koers in de stand, maar doet weinig om de critici het zwijgen op te leggen die volhouden dat het spel onder Heitinga aan kleur heeft verloren.
En zo groeien, ondanks de drie punten, de fluisteringen van ontevredenheid. Het scorebord mag dan winst tonen, maar de ziel van Ajax’ voetbal — althans in de ogen van zijn meest gepassioneerde volgers — lijkt gedimd. Voor een club die altijd meer heeft willen zijn dan een efficiënte puntenmachine, is dat misschien wel de grootste strijd die nog moet komen.